Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid Overleg d.d. 25 augustus 2009 Verslag van de ingelaste vergadering van de werkgroep Algemeen Personeelsbeleid van 25 augustus 2009 (Sophiezaal van het Centrum voor Arbeidsverhoudingen - CAOP - , Lange Voorhout 13 te ’s Gravenhage, aanvang 13:00 uur). Aanwezig: van de zijde van Defensie: Mevr. A. M. Miedema, voorzitter, E.H. Dekker, D.J. Tempelman, R. van der Meer, M. Neuteboom. Van de zijde van de centrales: E.M. Lugthart (ACOP), R.G. Boom, J.J.H. van Hulsen (AC), M.E.M. de Natris, H.A. Couzy (CMHF), A.M.G. Lohman, L.C. Van der Hulst (CCOOP), Secretaris: H.J.R. Montérie. 01. Opening en mededelingen. 02. Vaststelling verslagen AP-overleg d.d. 23 juni en 2 juli 2009, (resp. AP/09.00460 en AP/09.00504). 03. Grieppandemie (AP/09.00544). 04. Professionele code (AP/09.00526, referte actiepunt 20 v/h AP-verslag d.d. 2-7-09). 05. Gegevens verzameling bij KMAR en KL (AP/09.00527, referte actiepunt 29 v/h AP-verslag d.d. 2-7-09). 06. Rol en positie IMG (referte actiepunt 28 v/h AP-verslag d.d. 2-7-09). 07. IMG-Jaarverslag 2008 (SOD/09.00257/ referte actiepunt 22 v/h AP-verslag d.d. 2-7-09). 08. Onderzoek OM (SOD/09.00339/AP/09.00547/referte actiepunt 25 v/h AP-verslag d.d. 2-7-09). 09. Beschermingsniveau helmen na aanbrengen modificaties (AP/09.00132, AP/09.00225 en AP/09.00511). 10. Brief CCOOP/CNV inzake Stiltecentrum Marinebedrijf (AP/09.00447). 11. Regeling Vrijstelling voor inzet van militairen met jonge kinderen (AP/09.00556). 12. Rondvraag en sluiting
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid Overleg d.d. 25 augustus 2009 Agendapunt 1: Opening en mededelingen.
De voorzitter opent de vergadering. Van haar kant zijn er geen mededelingen.
Namens de centrales merkt de heer Van Hulsen op dat reeds enige tijd de
constatering is dat de overlegstukken vrij laat worden aangeboden. Het gevolg daarvan is dat de centrales zich niet in alle gevallen in voldoende mate kunnen voorbereiden, alsmede wordt een onderlinge afstemming onmogelijk gemaakt. Dit geldt bijvoorbeeld t.a.v. punt 11 (Vrijstelling voor inzet van militairen met jonge kinderen) van de voorliggende agenda. Het verzoek is dan ook dit agendapunt nu niet te behandelen. Ofschoon het stuk m.b.t. agendapunt 3 (Grieppandemie) eveneens (te) kort voor dit overleg is aangeboden, zijn de centrales toch bereid dit stuk in dit overleg te behandelen. In het algemeen is het appel de overlegstukken eerder aan te bieden. De voorzitter antwoordt dat agendapunt 11 doorgeschoven zal worden naar het volgend AP-overleg.
De heer Van der Hulst acht dit een goede beslissing. Het betreffende stuk dat tot
dusver alleen per email is aangeboden heeft hij niet doorgenomen. T.a.v. agendapunt 8 (Onderzoek OM) is zijn verzoek dit punt eveneens van de voorliggende agenda te schrappen. Dit gelet op het feit dat de CCOOP gisteren per brief (AP/09.00549) gereageerd heeft op de toelichtende brief van Defensie (AP/09.00547) inzake dit onderwerp. Zijn voorstel is dit agendapunt door te schuiven naar het volgende AP-overleg, opdat de bovengenoemde CCOOP-brief bij de behandeling van dit onderwerp kan worden meegenomen. De voorzitter geeft aan dit voorstel te volgen.
De heer Van Hulsen komt terug op zijn eerdere opmerking inzake het laat aanbieden
van overlegstukken. Zijn standpunt is dat het streven moet zijn de stukken doorgaans 7 à 10 dagen voor een vergadering aan de centrales aan te bieden. De voorzitter benadrukt dat deze aanbiedingstermijn van Defensiezijde inderdaad wordt nagestreefd. In zeer veel gevallen lukt dit ook wel. Een uitzondering daargelaten. Het uitgangspunt is en blijft dat de overlegstukken in ieder geval een week voor het betreffende overleg in het bezit van de centrales moeten zijn.
De heer Van Hulsen is van mening dat t.a.v. de toezending van stukken geleidelijk
aan zogezegd op een zeephelling is terecht gekomen op het moment dat de stukken ook digitaal werden aangeboden. Daarbij is destijds de afspraak gemaakt dat digitale aanbieding weliswaar zou plaatsvinden, zodat er iets meer voorbereidingstijd was, maar voor wat betreft de behandeling uitgegaan zou worden van de papieren versie. De voorzitter merkt op dat van Defensiezijde bezien zal worden hoe het proces m.b.t. de digitale aanbieding en m.b.t. de aanbieding van stukken per post beter kan verlopen.
De heer Lugthart attendeert erop dat - afgaand op de destijds gevoerde discussie- het
in ieder geval in de digitale versie van het stuk inzake de “Vrijstelling voor inzet van militairen met jonge kinderen” ontbreekt aan een uitleg m.b.t. de vraag waarom een aantal zaken niet is meegenomen. Ook is destijds gevraagd de gevolgen voor de bedrijfsvoering zichtbaar te maken als andere termijnen zouden worden gehanteerd. Met het oog op een zorgvuldige behandeling van dit onderwerp wordt het zinvol geacht de betreffende informatie toe te voegen .Overeengekomen wordt dat in de AP-verslagen nagegaan zal worden welke concrete informatie gewenst is dan wel de centrales daarover geraadpleegd worden.
Met inachtneming van de bovengenoemde opmerkingen van de centrales stelt de
voorzitter vast dat de punten 8 (Onderzoek OM) en 11 (Vrijstelling voor inzet van militairen met jonge kinderen) van de voorliggende agenda worden geschrapt en deze punten doorgeschoven zullen worden naar het volgende AP-overleg.
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid Overleg d.d. 25 augustus 2009 Noot:secr. Later in de vergadering wordt overeengekomen eveneens agendapunt 9 (Beschermingsniveau helmen na aanbrengen modificaties) in het volgende AP-overleg te behandelen.
Agendapunt 2: Vaststelling verslagen AP-overleg d.d. 23 juni en 2 juli 2009, (resp. AP/09.00460 en AP/09.00504). Verslag AP-overleg d.d. 23 juni 2009 (AP/09.00460). N.a.v. blz. 5 (Communicatie DCP). De heer De Natris benadrukt het belang dat van HDP-zijde in het kader van de DCP een duidelijke richtlijn wordt uitgebracht m.b.t. het recht van iedere militair om in de gelegenheid te worden gesteld om twee uur per week te sporten. Dit vanwege het feit dat er veel reacties zijn ontvangen van militairen die zeer graag willen sporten, maar daarvoor van hun commandant geen toestemming krijgen. De voorzitter merkt op dat aan deze opmerking aandacht zal worden besteed, ofschoon aan de commandanten t.a.v. de nieuwe situatie ook wat tijd moet worden gegund. De heer De Natris antwoordt dat het recht om twee uren te sporten niet nieuw is. Ondanks dat de OPCO’s ter zake over onderliggende regelgeving beschikken, zijn er nog steeds commandanten die van mening zijn dat twee uur sporten niet tot de mogelijkheden behoort. Het verslag wordt vastgesteld. Verslag AP-overleg d.d. 2 juli 2009 (AP/09.00504). Op blz.3 in 2e regel, lees: “Zo is er t.a.v. AMV’ers circa drie jaren geleden …….etc”. In de 7e regel wordt bedoeld de “Verslaglegging/Communicatie in medische dossiers”. In de 10e en 11e regel, m.b.t. de zeer afgelegen plaatsen als bijv. Livno en Drwar is gesproken over de LOT-huizen. Naast deze twee geldt dit ook voor de andere LOT-huizen. Mede is in het AP-overleg d.d. 2 juli jl. aangegeven dat in de twee bovengenoemde plaatsen een goede medische behandeling complex wordt. Daaraan dient te worden toegevoegd dat dit zeker in de winter het geval is, aangezien t.a.v. het vervoer dan een beroep moet worden gedaan op een helikopter. Eveneens is erop geattendeerd dat de lokale ziekenhuizen zeer zeker niet voldoen aan de normen zoals deze in Nederland gelden. Willens en wetens neemt Defensie risico’s t.a.v. de leden van de CCOOP. Voor de CCOOP is dit absoluut onacceptabel, aldus de aanvullende opmerkingen van de heer Van der Hulst. N.a.v. blz. 7 (Agendapunt 6 Additieven). De heer Van der Hulst merkt op dat de chemische samenstelling van het betreffende additief zou worden nagetrokken en de centrales daarover zouden worden ingelicht. De voorzitter verwijst naar het gestelde onder actiepunt 23. Zij memoreert dat door beide partijen zou worden nagetrokken of meer informatie beschikbaar was. Vervolgens wordt dit bilateraal besproken. De uitkomst daarvan wordt in dit overlegverband aan de orde gesteld. N.a.v. blz. 13 (Rol en positie IMG). De heer Van der Hulst is van oordeel dat aan de rol en positie van de IMG het rangsniveau dient te worden toegevoegd. Momenteel betreft dit de rang van brigade generaal als gevolg van de toepassing van de beleidsfactor. De voorzitter is van mening dat de rang geen onderwerp van overleg is. De heer Van der Hulst antwoordt dat dit wel het geval is als de beleidsfactor wordt toegepast. De voorzitter merkt op dat in zijn algemeenheid over het toepassen van de beleidsfactor gesproken kan worden. Dit echter niet op één persoon toegespitst. De heer Van der Hulst attendeert erop dat t.a.v. het toepassen van de beleidsfactor voor deze specifieke functie overleg is gevoerd met de centrales en ter zake afspraken zijn gemaakt. De heer Lugthart is van oordeel dat het in dit geval verder gaat dan slechts het individu. Het betreft hier de functie en de positie. De voorzitter merkt op na te
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid Overleg d.d. 25 augustus 2009
gaan hetgeen destijds concreet is afgesproken. Vervolgens zou aan de gemaakte afspraken dan gevolg moeten worden gegeven. Het verslag wordt met inachtneming van de bovengenoemde opmerkingen vastgesteld.
N.a.v. actiepuntenlijst bij verslag AP-overleg d.d. 2 juli 2009. 01. Eenduidigheid in beleid. Gestreefd wordt naar behandeling in AP-overleg d.d. 27-10-09. 02. Beleidsbrokken FPS. Handhaven. 03. Invoering CMC/Afschaffing BC-structuur. Behandeling in AP-overleg van 29 -09-09. 04. Reikwijdte ambtsberichten. Behandeling in AP-overleg van 29-09-09. 05. N.a.v. presentatie DC EBD. Afvoeren. 06. Militaire tehuizen. Handhaven. 07. Verhouding B/M-functies. Handhaven. Gestreefd wordt eind oktober/ aanvang november een bijeenkomst te houden. 08. Onpersoonlijke handelwijze bij SBK-ontslag(brief). Gestreefd wordt naar behandeling in AP-overleg d.d. 29-09-09. 09. Presentatie Loopbaanlint. Handhaven. Behandeling in AP-overleg van 27-10-09. 10. Concept besluit melden misstand bij Defensie etc. Handhaven v.w.b. bespreking Defensieregeling. 11. Ontwerp regeling Vrijstelling van inzet voor militairen met jonge kinderen. Wordt geagendeerd voor AP-overleg van 29-09-09. 12. Problematiek reservering huizen. Handhaven. 13. Bezichtigingsreis naar de West. Afvoeren. 14. Rapportage functiewaardering. Handhaven. De nieuwe rapportage zal in januari 2010 aan de orde komen. In het AP-overleg van 27-10-09 zal een presentatie worden gegeven over FUWADEF (m.b.t. het stelsel en vernieuwing) 15. Drugsbeleid. Handhaven. Dit punt zal in ieder geval niet in het SOD-overleg op 10-09-09 worden behandeld, maar wel zo spoedig mogelijk daarna. 16. STOAG-scholen. Afvoeren. 17. Levensfasebeleid. Handhaven. Behandeling in AP-overleg van 29-09-09 of spoedig daarna. 18. Achterstand bij veiligheidsonderzoeken. Communicatieve maatregelen zijn inmiddels getroffen. Indien noodzakelijk dan zal daarop een aanvulling plaatsvinden. Op 28 augustus a.s. wordt op hoger niveau gesproken. De heer De Natris refereert aan het feit dat er signalen zijn dat op de vernieuwde formulieren zaken (vragen) zijn opgenomen die naar zijn oordeel daarin niet thuis horen. Ofschoon hij deze signalen nader zal uitzoeken, is zijn verzoek dit in ieder geval reeds bij het overleg op 28 augustus a.s. mee te nemen. Actiepunt afvoeren. 19. Verslag AP-overleg van 23-06-09. Afvoeren. 20. Professionele code. Geagendeerd. Afvoeren. 21. Steriel maken medische instrumenten. Handhaven. 22. IMG-Jaarverslag 2008. Geagendeerd. Afvoeren. 23. Additieven. Handhaven. 24. Aanspraken bij overlijden. Afvoeren. 25. Onderzoek OM. Handhaven. 26. Aanpassing vormgeving SOD. De heer Lugthart geeft aan de indruk te hebben dat bij de Defensieonderdelen nog niet geheel duidelijk is hetgeen hier is afgesproken. Dit ondanks de brief die van HDP-zijde is verzonden. Zo wordt er bij sommige Defensieonderdelen abusievelijk van uitgegaan dat in de laatste BC-vergaderingen te houden in september a.s ook nog een inhoudelijke behandeling van onderwerpen kan plaatsvinden. De voorzitter
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid Overleg d.d. 25 augustus 2009
merkt op dat de bedoelde brief breed in de Defensieorganisatie is uitgezet. In het overleg met de P-directeuren zal zij e.e.a. nogmaals aan de orde stellen. Ook zal in de oprichtingsvergadering van het AP-DO overleg op 27 augustus a.s. duidelijkheid worden geboden. Afvoeren. 27. Toelage buitenland KMAR-SEMteams. Afvoeren (naar AFR-overleg). 28. Rol en positie IMG. Geagendeerd. Afvoeren. 29. Nieuwe situatie en ander doel gegevens verzameling bij KMAR en KL. Geagendeerd. Actiepunt afvoeren.
Agendapunt 3: Grieppandemie (AP/09.00544).
De heer Van der Meer licht toe dat de vrij late aanbieding van het voorliggende stuk
mede gelegen is in het feit dat getracht is de inhoud daarvan zo actueel mogelijk te houden. Het stuk vloeit mede voort uit interdepartementaal overleg, waarbij Defensie zoveel mogelijk tracht de activiteiten van de Sector Rijk te volgen. Daar waar het specifiek voor Defensie is, zal dit afwijken, hetgeen vooralsnog beperkt het geval is. M.b.t. de uitvoering tijdens uitzending kan de situatie op schepen hier en daar verschillen en anders zijn dan in de woonsituatie in Nederland. Zoals bekend, zal conform de berichtgeving van het RIVM de impact van de grieppandemie op de maatschappij en het individu minder groot zijn dan werd verwacht, ofschoon dit op zichzelf ook weer een verwachting is.
De heer Van Hulsen merkt op dat de adviserende rol van het RIVM met name gericht
is op de gezondheidsrisico’s. Los daarvan kunnen andere afwegingen een rol spelen, bijv. als het gaat om wel of niet vaccineren, hetgeen geen verantwoordelijkheid is van het RIVM. In het voorliggende stuk is daarover niets te vinden. De vraag is of er op dat gebied nog ontwikkelingen zijn. Het gaat dan met name om de vraag of militairen al dan niet gevaccineerd moeten worden om andere redenen dan louter de gezondheidsrisico’s.
De heer Van der Meer licht toe dat er t.a.v. de militairen sprake is van een bijzondere
regeling, t.w. de Regeling Immunisatie Militairen. Deze wordt thans ook toegepast op uitzendingen alsmede zijn ook de vaccinatiepakketten daarop gebaseerd. In deze wet dan wel regeling is een Commissie Deskundigen Immunisatie Militairen omschreven die de minister adviseert over dit onderwerp. Dit bezien vanuit de optiek van de gezondheidsbescherming en specifiek gericht op de situatie van de militairen. Een tweede punt is dat de Gezondheidsraad een advies aan de minister van VWS heeft uitgebracht over het vaccinatiebeleid. Dit zal in het kabinet worden besproken. Vooropgesteld dat het kabinet het advies van de minister van VWS overneemt zal Defensie het advies van de Gezondheidsraad overnemen. In de eerdergenoemde Commissie is ook gesproken over de bijzondere groepen militairen die voor vaccinatie in aanmerking zouden moeten komen. Daarover is een advies in voorbereiding dat tendeert om militairen die uitgezonden zijn te vaccineren en andere groepen niet. Benadrukt wordt dat op dit moment nog niet sprake is van een formeel advies noch een besluit. In het verleden is nooit besloten om voor uitgezonden militairen tot influenzavaccinatie over te gaan. Echter bij deze grieppandemie ligt de situatie anders.
De heer Van Hulsen merkt op enig beeld te hebben t.a.v. de specifieke categorieën,
maar is van oordeel dat als het gaat om de grote groep gebleven moet worden bij hetgeen in Nederland gebruikelijk is. Dit wordt door de heer Van der Meer bevestigd. Het is (vooralsnog) volstrekt niet aan de orde dat alle militairen verplicht gevaccineerd moeten worden.
De heer Lugthart vraagt of er over een Noodplan wordt beschikt. Dit bijv. in relatie
tot het feit dat er op een schip plotseling een griep uitbreekt. De heer Van der Meer merkt op
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid Overleg d.d. 25 augustus 2009
dat dan verwacht mag worden dat afhankelijk van de situatie en locatie naar bevind van zaken wordt gehandeld (Aan boord van schepen is tamiflu beschikbaar en kan personeel bijv. in quarantaine worden geplaatst).
De heer Van der Hulst concludeert dat vaccinatie zich nu beperkt tot uitgezonden
personeel. Medisch personeel dat niet uitgezonden is, komt niet voor vaccinatie in aanmerking. De heer Van der Meer antwoordt dat t.a.v. medisch Defensiepersoneel dat niet uitgezonden is de civiele lijn wordt gevolgd en derhalve geen verplichting geldt.
De heer Van Hulsen merkt op altijd begrepen te hebben dat bij ziekte de betreffende
militair geacht wordt contact op te nemen met de Militair Geneeskundige Dienst. Dit in afwijking van hetgeen op blz. 2 van het voorliggende stuk is opgenomen. Daarin is gesteld in voorkomend geval contact op te nemen met de lokale huisarts. Wat wordt daarmee bedoeld? De heer Van der Meer antwoordt dat wordt bedoeld de huisarts in de buurt van de locatie waar de militair dan verblijft. De heer Lugthart wijst op de betaling van de rekening ingeval het een civiele huisarts betreft. De heer Van der Meer geeft aan nota te nemen van deze opmerking.
Agendapunt 4: Professionele code (AP/09.00526).
De heer Van der Meer merkt op dat de in een eerder stadium gemaakte opmerkingen
van de centrales zoveel mogelijk in het voorliggende stuk zijn verwerkt. Dit geldt ook t.a.v. de opmerkingen die uit de gesprekken met de beroepsgroepen naar voren zijn gekomen. M.b.t. het voorliggende stuk is het gewenste oogmerk dat sprake moet zijn van een groeidocument.
De heer Van Hulsen betreurt het feit dat de wijzigingen in het voorliggende stuk niet
zijn gemarkeerd. Daarnaast constateert hij dat in het stuk nog steeds niet op alle eerdere gemaakte opmerkingen van de centrales is gereageerd. Verwezen wordt naar het verslag van het AP-overleg van 25 november 2008. Daarin is op blz. 4 gesteld dat in relatie tot (het traceren van) ongeoorloofde c.q. onbevoegde toegangen van Defensiezijde nog zou worden nagetrokken of in het elektronische systeem de betreffende “log in” gedurende de tijd dat het dossier bestaat altijd zichtbaar blijft en opvraagbaar is. De heer Neuteboom antwoordt dat de “log ins” gehandhaafd blijven net zo lang als de dossiers bestaan.
Vervolgens wordt door de heer Van Hulsen gerefereerd aan de op blz. 6 bedoelde
meldingen in het kader van het MIP (Meldingen Incidenten Patiëntenzorg). Daarbij is in een eerder stadium van CCOOP-zijde (Dhr. Kleian) de angst uitgesproken dat zaken niet gemeld worden en binnenskamers gehouden worden. De strekking van de opmerking van CCOOP-zijde is naar het oordeel van de heer Van Hulsen dat de tekst t.a.v. dit punt nogmaals kritisch moet worden bezien. Dit zodanig dat kan worden opgemaakt dat het inderdaad de bedoeling is dat de bedoelde incidenten netjes gemeld worden. De heer Neuteboom antwoordt dat het MIP nu juist is bedoeld om lering te trekken uit de zaken die er zijn. Niet om deze te verstoppen, maar naar buiten te brengen. Dit op zodanige wijze dat mensen zich niet bezwaard voelen om dat te doen. Beseft wordt dat dit lastig blijft. Het is echter geen probleem om de door de centrales gevraagde verduidelijking aan te brengen.
De heer Van der Meer bevestigt dat dit punt nader bezien zal worden. Echter veel
belangrijker is dat t.a.v. dit punt veranderingen optreden in de vorming en opleidingen van de jonge mensen die dit beroep kiezen. Zeker omdat sprake is van civiel geregistreerde opleidingen zal primair vanuit deze opleidingen een andere attitudevorming t.a.v. dit punt gerealiseerd moeten worden.
De heer Van Hulsen geeft aan het daarmee eens te zijn. Inhakend op de eerdere
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid Overleg d.d. 25 augustus 2009
uitspraak dat sprake moet zijn van een document dat in de loop der tijd moet groeien, behoeft nu niet verder gegaan te worden dan zojuist besproken is. In een later stadium kunnen zijn opmerkingen eventueel aangevuld met andere punten worden meegenomen. De heer Van der Meer merkt op de genoemde opmerkingen als aandachtspunt mee te nemen.
De heer Van Hulsen memoreert vervolgens dat in het AP-overleg van 25 november
2008 ook is ingegaan op de humanitaire hulpverlening (punt 1.3). Destijds heeft hij aangegeven dat hij zich kon voorstellen dat er ook rekening wordt gehouden met de lokale omstandigheden en niet slechts met het lokale niveau van de zorg. Van Defensiezijde is toen geantwoord dat dit een zinvolle aanvulling was, ofschoon er ook meerdere factoren een rol spelen. In de voorliggende tekst is daarvan echter niets terug te vinden. De heer Van der Meer bevestigt het ontbreken daarvan. Overigens wordt eraan gerefereerd dat dit punt wel aan de orde is geweest in de op 24 augustus jl. uitgezonden tv-documentaire.
De heer Van der Hulst verwijst naar het gestelde in de 5e en 6e regel van de 3 alinea
op blz. 44. Daarin is opgenomen dat de commandant “in beginsel” verplicht is conform het advies van de arts te handelen. Dit in afwijking van het gestelde bij de 6e bullit op blz. 40. Bij dit punt is weergegeven dat niet sprake is van “in beginsel”. Overeengekomen wordt de term “in beginsel” te laten vervallen.
De heer Lugthart benadrukt het feit dat zeer lang over dit Protocol m.b.t. de
geïntegreerde zorg is gesproken. Hij merkt op zijn standpunt te handhaven dat hij het principieel niet eens is met de geïntegreerde zorg. Ofschoon destijds wel is ingestemd met de MAW en o.a. met de voorwaarden dat er een Protocol zou komen, wordt benadrukt dat dit voor hem en zijn centrale een lastige zaak zal blijven. Dit aangezien ook hier weer de grondrechten van de militair dusdanig worden aangetast dat met dit Protocol in feite niet ingestemd kan worden. Uiteindelijk zal moeten blijken hoe de zaken in de praktijk uitwerken. De centrales zullen dit zeer kritisch volgen.
Vervolgens ontstaat een korte gedachtewisseling n.a.v. een door de heer Lugthart
gegeven voorbeeld m.b.t. de consequenties van drugsgebruik door een militair. Dit in vergelijking tot een soortgelijke situatie in de burgermaatschappij. De opvatting van de heer Lugthart is dat het in de militaire wereld ontbreekt aan een vertrouwensrelatie met de arts zoals deze er wel is in de burgermaatschappij. De reactie van heer Van der Meer is dat er wel degelijk sprake is van een vertrouwensrelatie, ofschoon deze anders is dan die in de burgermaatschappij.
De voorzitter concludeert dat het voorliggende stuk in voldoende mate is besproken.
Met de aantekening dat een aantal van de bovengenoemde opmerkingen van Defensiezijde verwerkt zullen worden, wordt de Professionele Code vastgesteld. De bijgewerkte versie zal formeel nog aan de centrales aangeboden worden.
Agendapunt 5: Gegevensverzameling bij KMAR en KL (AP/09.00527).
Na een korte toelichting van de heer Van der Meer op de inhoud van het stuk, merkt
de heer Van Hulsen op niet geheel te weten wat het probleem is. Zo is hem o.a. onduidelijk waarom de vroeger met een bepaald doel verzamelde curatieve gegevens niet in het nieuwe systeem ingelopen kunnen worden. Dit exclusief de meer bedrijfsgeneeskundige gegevens. De heer Van der Meer antwoordt dat het nieuwe systeem één systeem is. Daarbij is het idee dat de gegevens die daarin zijn opgenomen voor beide doelen uitwisselbaar zijn.
De vervolgvraag van de heer Van Hulsen is wie er nog toegang heeft tot de oude
gegevens. De heer Van der Meer antwoordt dat op het moment dat deze onzichtbaar worden gemaakt niemand toegang heeft. De arts die dan als het ware een leeg dossier krijgt, zal een
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid Overleg d.d. 25 augustus 2009
intakegesprek moeten voeren om de ziektegeschiedenis van de betreffende persoon te achterhalen. De mensen zullen over deze mogelijkheid per brief worden ingelicht. Ook zullen de artsen beschikbaar zijn om daarover in individuele gevallen te spreken.
De heer Lugthart vraagt of de gegevens bij opening van het dossier ook nog
bedrijfskundig worden beschouwd. De heer Van der Meer antwoordt dat met het oog op de geïntegreerde zorg deze gegevens geïntegreerd worden beschouwd. Ingeval dat door een patiënt niet wordt gewenst dan wel er twijfel bestaat is het verstandig om daarover te spreken. Tot aan het moment dat de geïntegreerde zorg is ingevoerd, is dan sprake van de oude situatie met de gescheiden zorg en dossiers. De overgangstermijn is er om de gegevens in het afgebakende dossier te laten vastleggen.
De heer Neuteboom voegt daaraan toe dat het zgn. het “onder water zetten” van het
historisch dossier een bewuste keuze is van de individuele militair. Voorkomen moet worden dat er een grote groep non-responders ontstaat. Het zal zeer lastig zijn en veel werk kosten om t.a.v. spijtoptanten die naderhand op een beslissing terugkomen de zaak weer recht te trekken. Voor alle duidelijkheid wordt ook toegelicht dat ingeval het dossier “onder water” gaat dit inhoudt dat de artsen er niet meer bij kunnen, maar de archieffunctie gehandhaafd blijft. In noodgevallen is er met toestemming van de betrokkene ook altijd een escapemogelijkheid om bij de desbetreffende informatie te komen. Daarnaast is het mogelijk om in de voorfase een print van de huisartsinformatie te vragen. In de gesprekken met de arts kan aangegeven worden welke informatie uit het dossier weggelaten kan worden. Bijvoorbeeld als het ontbreekt aan enige relevantie in het kader van de inzetbaarheid.
De heer Van Hulsen vraagt naar het verschil tussen degenen die weigeren en degenen
die niet reageren. Hij heeft zojuist begrepen dat de dossiers van de personen die weigeren “onder water” worden gezet. In beginsel zijn deze gegevens niet meer toegankelijk behalve t.b.v. de archieffunctie e.d. T.a.v. de mensen die niet reageren is begrepen dat het dossier niet “onder water” wordt gezet. De vraag is of de gegevens uit de oude dossiers dan reeds zijn ingelopen. De heer Neuteboom antwoordt dat waar het gaat om de gegevens die opgenomen zijn in het elektronisch systeem GIDS deze nog beschikbaar zijn. Echter om daarover te kunnen beschikken, dient de betrokkene wel eerst toestemming te hebben gegeven. Dit betekent dat er een gesprek moet komen, waarbij de betrokken werknemer alsnog toestemming verleent of een weigering aangeeft. Het bedrijfsgeneeskundig dossier is een papieren dossier dat in een verzegelde envelop wordt opgeborgen. De eerder genoemde toestemming maakt het openen van de envelop mogelijk.
De heer Van Hulsen concludeert dat nu tot een procedure is gekomen, die als het gaat
om de toetsing door het CBP (College van Bescherming Persoonsgegevens) niet geheel sluitend is. De vraag is in hoeverre nu risico wordt gelopen. De heer Neuteboom licht toe dat het CBP de optie non responders niet hanteert. Als Defensie één op één overneemt hetgeen de wet voorschrijft, mag slechts gevraagd worden naar de mensen die toestemming geven. Bij alle andere groepen inclusief de non responders moet ervan worden uitgegaan dat er geen toestemming is en wordt sowieso begonnen alles “onder water” te zetten. Om tijdrovende administratieve acties te voorkomen m.b.t. al die mensen die wel toestemming willen geven, maar dit niet spontaan melden, is deze tussenoplossing van toepassing. Ofschoon deze niet geheel in lijn is met hetgeen de wet voorschrijft, wordt deze oplossing door het CBP en de functionaris Gegevensbescherming wel als een zorgvuldige procedure aangemerkt.
De heer Van Hulsen concludeert dat als antwoord op zijn eerdere vraag het risico dus
beperkt is, omdat over de tussenoplossing in ieder geval gecommuniceerd is met het CBP.
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid Overleg d.d. 25 augustus 2009 Agendapunt 6: Rol en positie IMG.
De heer Van der Meer merkt op dat er momenteel niets te melden is over het
invloedsniveau. De IMG zal daarover binnen korte tijd een rapport uitbrengen. Verwacht wordt dat dit rapport binnen 3 weken aan de ambtelijke top kan worden aangeboden.
De heer Van der Hulst memoreert zijn eerdere opmerking dat v.w.b. de rol en de
positie van de IMG ook een relatie moet worden gelegd met de rang van de IMG. Bij de aanstelling van de huidige IMG is afgesproken dat ook de relatie van de IMG m.b.t. de Inspecteur van de Gezondheidszorg zou worden bezien. De heer Van der Meer antwoordt dat dit punt in het bovengenoemde rapport is opgenomen. De heer Van der Hulst vraagt of de centrales van dat rapport in het bezit worden gesteld.
De heer Van der Meer zegt toe dat de centrales geïnformeerd zullen worden over de
materie die hier aan de orde is. De heer Van der Hulst merkt op de betreffende informatie af te wachten.
Agendapunt 7: IMG-Jaarverslag 2008 (SOD/09.00257).
De heer Neuteboom merkt op nader in te gaan op de vragen en opmerkingen die in
het vorige AP-overleg door de centrales aan de orde zijn gesteld en zoals deze in het verslag van dat overleg zijn verwoord. De heer Van der Hulst merkt op dat daaraan dient te worden toegevoegd het tekort aan de AMV’ers.
Ingaand op de eerder van CCOOP-zijde gemaakte opmerking dat in het Jaarverslag
van de IMG keer op keer dezelfde en vergelijkbare problemen terugkomen, antwoordt de heer Neuteboom daarop bevestigend. Veelal liggen aan deze punten de wervingsproblemen ten grondslag. Deze treffen de gezondheidszorg op meerdere fronten. Zo is het probleem van de AMV’ers eerder aan de orde geweest. Vanuit de OPCO’s zijn er initiatieven en op centraal niveau wordt bezien of er overkoepelend aanvullende zaken van betekenis kunnen zijn. Recent is een inventarisatie gedaan, waarbij met name is bezien op welke wijze de AMV’ers beter voor de Defensieorganisatie beschikbaar kunnen worden gemaakt. Dit o.a. in samenhang met het kunnen uitoefenen van invloed op de wervingsinspanningen e.d. Thans vindt t.a.v. de in beschouwing genomen aspecten uitwerking plaats. De verwachting is dat op basis daarvan eind 2009 concrete plannen kunnen worden gemaakt. Ondertussen blijven de werving en de opleiding wel gewoon doorlopen.
De heer Van der Hulst merkt op dat reeds in 2004 geconstateerd werd dat het grootste
tekort t.a.v. de AMV’ers zich voordeed bij de KL. In reactie daarop is toen een Stappenplan bedacht. Daarbij werd de centrales verzekerd dat het tekortprobleem m.b.t. de AMV’ers in 2008 opgelost zou zijn. Het is dan ook vreemd dat in het IMG-Jaarverslag 2008 wederom te lezen is dat tot een inventarisatie wordt overgegaan, alsmede naar oplossingen wordt gezocht. Dit roept bij spreker de vraag op wat er met het Stappenplan is gebeurd.
De heer Neuteboom licht toe dat er niet sprake is van een vaste situatie. De situatie in
2004 m.b.t. de in, door- en uitstroom is anders dan deze nu is. De omgeving verandert. De verwachting van 2004 tegen het licht houdend, moet bezien worden wat deze netto heeft opgeleverd. T.a.v. de planningen m.b.t. de aantallen mensen die opgeleid moesten worden is het gevoelen steeds geweest dat men op trek lag. Afgaand op de aantallen die thans van toepassing zijn, is dat nog niet het geval. De heer Van der Meer voegt daaraan toe dat het traject m.b.t. de AMV’ers reeds lange tijd loopt. In ieder geval zal bezien kunnen worden hoe de AMV’ers kunnen worden behouden en kunnen doorstromen. Uitstroom moet worden
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid Overleg d.d. 25 augustus 2009
voorkomen, ofschoon de zuigkracht van de civiele sector sterker is geworden en in de toekomst nog meer zal toenemen. Dit mede door de vergrijzing waaruit voortvloeit dat er de komende jaren steeds meer behoefte zal zijn aan mensen die in de zorgsector werkzaam willen zijn.
De heer Van der Hulst komt terug op zijn eerdere vraag m.b.t. het feit dat reeds in
2004 een tekort werd geconstateerd. Vervolgens werd een Stappenplan opgesteld. De vraag blijft wat nu de maatregelen zijn geweest om de tekorten weg te werken. Als het argument van Defensiezijde is dat het tekort te maken heeft met arbeidsmarktkwesties dan zijn daarvoor andere instrumenten beschikbaar. Ook in het AV-overleg is door de centrales aangedrongen op het maken van specifieke loopbaanpatronen. Voorstellen daarover zijn tot dusver uitgebleven en ook in het voorliggende stuk wordt daaraan geen aandacht geschonken.
De heer Van der Meer merkt op dat de getroffen maatregelen gelegen zijn in het
creëren van een zodanige werkomgeving dat mensen graag bij Defensie willen komen en blijven werken.
De heer Lugthart vraagt zich af of het nu geen tijd wordt om andere paden te
bewandelen. De getroffen maatregelen hebben kennelijk geen vruchten afgeworpen.
De heer Van der Meer antwoordt dat het punt van de loopbaanpaden opgepakt wordt.
De heer Van der Hulst attendeert nogmaals op het feit dat als actie is genoemd dat de
IMG de personeelsproblematiek zal inventariseren en rapporteren. Naar zijn oordeel vormt dat geen oplossing voor de problemen die reeds jarenlang spelen.
De heer Van Hulsen merkt op dat de centrales niet gaan over het aandachtsgebied
van de IMG. Waar de centrales wel over gaan, is het punt wat de werkgever gaat doen met hetgeen de IMG reeds jarenlang gerapporteerd heeft. In ieder geval is bekend wat de werkgever zal gaan doen m.b.t. het probleem van de AMV’ers. Zo zal het punt van de functieprofielen worden opgepakt. De vraag is of nu door een ieder onderkend wordt dat daaraan een hoge prioriteit moet worden toegekend, opdat in een korte tijd resultaat wordt geboekt. Kortom kunnen de centrales op niet al te lange termijn concrete maatregelen verwachten? Arbeidsvoorwaardelijk is t.b.v. de specifieke functieprofielen in ieder geval het instrumentarium gecreëerd.
De voorzitter merkt op dat de actie zich in de tussenliggende periode niet beperkt
heeft tot slechts het inventariseren. De arbeidsmarktproblematiek zal zich niet slechts beperken tot de AMV’ers. Actie die reeds wordt ondernomen, richt zich bijv. op de specifieke loopbaanpaden. Dit alles in het kader van werving en behoud.
De heer Lugthart attendeert er op dat Defensie er om moverende redenen voor
gekozen heeft de gezondheidszorg intern te houden. Dit schept verplichtingen. De vrije artsenkeuze geldt niet voor een militair. De centrales verwachten dat deze extra verplichtingen door de werkgever worden nagekomen. Tot dusver wordt in het Jaarverslag IMG telkens weer melding gemaakt van dezelfde problemen.
Tot slot merkt de heer Van der Hulst voor alle duidelijkheid op dat zijn commentaar
zich niet richt op de IMG, maar hij de werkgever aanspreekt op de constateringen van de IMG zoals verwoord in zijn Jaarverslag 2008.
Nogmaals wordt door hem geaccentueerd dat pas in 2009 wordt gesproken over
mogelijke oplossingsrichtingen die in feite reeds in 2008 aan de orde hadden moeten zijn.
De voorzitter antwoordt dat in 2008 reeds actie van werkgeverszijde is ondernomen.
Nogmaals wordt o.a. verwezen naar het Actieplan Werving en Behoud en in meer specifieke zin zijn ter zake met de centrales afspraken gemaakt. Zo snel als mogelijk zal van
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid Overleg d.d. 25 augustus 2009
werkgeverszijde met een voorstel worden gekomen m.b.t. de wijze waarop daaraan invulling wordt gegeven.
De heer Neuteboom vervolgt zijn betoog m.b.t. de eerder door de centrales gemaakte
opmerkingen. Voor wat betreft het tekort aan mondhygiënisten wordt door hem toegelicht dat dit met een aantal zaken heeft te maken. Afgaand op de systematiek m.b.t. de wijze waarop tandheelkundige zorg nu is ingericht, is daarbij sprake van zeer weinig functies m.b.t. de mondhygiënisten. De wijze van inrichting wordt door Defensie derhalve nader bezien. Dit o.a. in relatie tot een goede verdeling tussen het aantal tandartsen en het aantal ondersteunende preventieve medewerkers. Voorkomen moet worden dat de tandartsen zeer veel preventief werk moeten verrichten. Een ander punt is dat de inschaling van mondhygiënisten nog dateert uit de tijd dat het een MBO-opleiding was, terwijl thans sprake is van een HBO-opleiding. De inschaling (van schaal 7 naar 9) is nog steeds niet bijgesteld. Ook dit punt wordt bezien. Kortom van Defensiezijde wordt gewerkt aan een voorstel m.b.t. een herinrichting van de tandheelkundige zorg. Dit niet zoals voorheen gezien vanuit de OPCO’s, maar vanuit de optiek van het overkoepelende geheel. Daarbij wordt de structuur en ook de verdeling tussen het preventieve en het curatieve segment bezien.
Ingaand op de opmerkingen van de centrales over het punt van de Verslaglegging en
Communicatie, merkt de heer Neuteboom op dat dit begint met de verantwoordelijkheid van de arts of zorgverlener om de zaken die besproken worden goed vast te leggen. Het spreekt voor zich dat van werkgeverszijde wordt verwacht daarvoor een zo goed mogelijk systeem aan te reiken. In dat kader worden er ook verbeteringen aangebracht ondermeer m.b.t. hoe op eenduidige wijze specifieke problemen aangegeven kunnen worden. De dossiers zijn daarbij beter gestandaardiseerd en gestructureerd. In overleg met de gebruikers zijn aanvullende rubrieken in het systeem ingevoerd. Dit meer in lijn met de richtlijnen voor adequate dossiervorming van het Nederlandse huisartsengenootschap. T.a.v. het punt van de Communicatie ging het met name om de wijze van communiceren bij overdracht van patiënten en verwijzingen. Primair heeft uiteraard de arts of de zorgverlener zijn c.q. haar eigen verantwoordelijkheid. Van werkgeverszijde zal daarop steeds worden toegezien.
De heer Van der Hulst wijst erop dat de centrales regelmatig geconfronteerd worden
met het feit dat de medische dossiers niet compleet zijn. Dit zorgt nog wel eens voor lastige discussies tussen de vakbonden en de werkgever als het gaat om de zorg in samenhang met aansprakelijkheid e.d. Ook worden de centrales geconfronteerd met de praktijk dat in sommige gevallen de werkgever weigert bepaalde documenten aan het dossier van een werknemer te voegen als deze daar om verzoekt. Het betreft dan bijv. een verklaring die aangeeft dat een werknemer op een bepaald moment op een bepaalde locatie onder bepaalde omstandigheden aanwezig of werkzaam was, alsmede welke risico’s toen gelopen zijn. Destijds zijn daarover afspraken gemaakt bijv. naar aanleiding van het voorval m.b.t. de brandputten in Tallil.
De heer Van der Meer wijst erop dat goed moet worden bezien wat in het medisch
dossier wordt opgenomen. Ingeval de wens bijv. is vast te leggen dat de patiënt aan de arts heeft gemeld dat hij op dat moment op de betreffende locatie aanwezig was, moet daartoe de mogelijkheid bestaan.
De heer Van der Hulst memoreert dat de afspraak is gemaakt dat mensen het recht
hebben zelf zaken aan hun dossier toe te voegen. Het betreft hier dan met name de aard van de omstandigheden. Thans wordt hij geconfronteerd met het feit dat dit geweigerd wordt. Dat kan nooit de bedoeling zijn. De heer Van der Meer bevestigt dit, maar geeft nogmaals aan dat wel duidelijk moet zijn wat het doel van het vastleggen is, alsmede wat voor informatie wordt opgeslagen. De voorzitter voegt daaraan toe dat ingeval deze afspraak
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid Overleg d.d. 25 augustus 2009
inderdaad gemaakt is de werkgever ervoor dient zorg te dragen dat dit in de organisatie duidelijk is.
Het voorstel van de heer Van der Meer is dat een Nieuwsbrief wordt uitgegeven,
waarin melding wordt gemaakt van het feit dat het mogelijk is dat een patiënt in zijn/haar dossier iets wenst vast te leggen dat relevant is voor de arts/patiënt-relatie. Op deze wijze moet het voor de arts in ieder geval duidelijk worden dat het bestaand beleid is.
De heer Lugthart vraagt in welk dossier dergelijke aantekeningen (bijv. n.a.v. de
brandput inTallil) worden opgenomen. Is dat in het medische dossier of in het personeelsdossier? De heer Neuteboom antwoordt dat er twee routes zijn. Zo is er een route via de personele lijn t.w. persoonsregistratie gevaarlijke stoffen. Het betreft dan die melding, waarbij een werknemer aangeeft dat hij/zij zich in een bepaalde periode onder bepaalde omstandigheden op een bepaalde locatie bevond. Deze melding kan aan het personeelsdossier worden toegevoegd. Dit zonder een interpretatie van de medische gevolgen. Het bovenstaande staat los van het feit dat een werknemer de vrijheid heeft om in het medisch circuit zijn/haar zorgen te uiten, alsmede daarvan een aantekening te (laten) maken.
De heer Van der Hulst merkt op dat - los van de vraag - in welk dossier de
betreffende aantekening is opgeslagen - het van belang is dat het mogelijk moet zijn dat op verzoek van de werknemer de betreffende relevante gegevens die in het personeelsdossier zijn opgeslagen ook in het medische dossier opgenomen kunnen worden. Dit is zojuist van Defensiezijde bevestigd, hetgeen hem tot tevredenheid stemt.
De heer Neuteboom merkt op dat een vraag van de centrales ook was hoe e.e.a. was
geregeld t.a.v. de militairen bij de LOT-huizen. De handelwijze t.a.v. dit personeel is conform een individuele uitzending. Daaraanvoorafgaand wordt het uit te zenden personeel gescreend op risico’s en worden aanvullende instructie en middelen meegegeven. Ook is bezien welke middelen beschikbaar zijn, welke ziekenhuizen in de regio voor de zorg aanvaardbaar zijn, alsmede hoe mensen in geval van nood vervoerd moeten worden. T.a.v. dit laatste wordt door spreker opgemerkt dat er ook een 24-uurs regeling beschikbaar is met helikopters. De aantekening daarbij is dat dit transport complex kan zijn in de winterperiode. T.b.v. de reguliere situaties zijn er de eerste en tweede lijns faciliteiten beschikbaar.
De heer Van der Hulst benadrukt dat de werkgever er in ieder geval voor moet
zorgen dat conform het Golden Hour gehandeld kan worden en de tweedelijns zorg aan de Nederlandse normen voldoet. Geconstateerd is echter dat de plaatselijke ziekenhuizen in de omgeving van de LOT-huizen op de rode lijst staan, hetgeen betekent dat er een ziekenhuis zogezegd verder “uit het theater” vandaan gevonden moet worden. Ook was de constatering dat het vervoer bij mooi weer al moeilijk is, laat staan bij sneeuw in de winter. Van belang is dan ook dat Defensie maatregelen dient te treffen die kwalitatief adequaat zijn en zelfs voldoen aan de Nederlandse maatstaven.
De heer Van der Meer antwoordt dat dit zeker een inspanningsverplichting is die
Defensie aangaat, ofschoon dit in Nederland gemakkelijker ligt dan bijv. in Bosnië Herzegovina. Het betreft hier een totaal van maatregelen dat steeds weer in acht moet worden genomen, teneinde na te komen hetgeen afgesproken is. Nogmaals wordt gewezen op het belang van een goede screening. Op het moment dat er mensen uitgezonden worden die minder risico lopen, worden minder probleemsituaties gecreëerd.
De heer Van der Hulst merkt op dat Defensie enerzijds op de hoogte is van de
problematiek aldaar, maar anderzijds mede aanvoert dat dergelijke omstandigheden zich nu eenmaal kunnen voordoen. In de ogen van de CCOOP mogen de geschetste probleemsituaties niet voorkomen. Spreker merkt met klem op van de werkgever te
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid Overleg d.d. 25 augustus 2009
verwachten dat de problemen worden opgelost. Dit zodanig dat de gemaakte afspraak betreffende het feit dat ingeval van nood opname van personeel binnen een uur in een kwalitatief goed ziekenhuis mogelijk is, daadwerkelijk wordt nagekomen. Daarbij kan niet slechts sprake zijn van een inspanningsverplichting.
De voorzitter merkt op dat het uitgangspunt is dat aan de medewerkers zo snel en
goed mogelijk de zorg wordt verleend die zij nodig hebben. Daarbij kan nooit worden uitgesloten dat dit een keer niet lukt.
De heer Van der Hulst herhaalt zijn opmerking dat hij van mening blijft dat Defensie
maatregelen treft in relatie tot het voldoen aan de Golden Hour norm.
De heer Lugthart is van mening dat t.a.v. de gemaakte afspraken verwacht mag
worden dat het meest haalbare gerealiseerd moet worden. De constatering van de IMG is dat niet is gebeurd. Vervolgens dringt hij erop aan dat dit voortaan wel gebeurt. De vraag is nu of er extra maatregelen zijn getroffen. Op voorstel van de heer Van der Meer wordt afgesproken op dit punt separaat terug
T.a.v. de opmerkingen van de centrales m.b.t. het aandacht schenken aan de ziekte
van Lyme, licht de heer Neuteboom toe dat in het kader van de voorlichting, preventie en eenduidige verslaglegging maatregelen zijn genomen. Algemene informatie over de ziekte van Lyme is in de Defensiebladen gepubliceerd. T.a.v. artsen en medisch personeel is ter zake specifieke aandacht besteed met name in de geneeskundige bladen. Het risico wordt onderkend. De Defensiegebieden worden beschouwd naar het risico dat voor de regio is vastgesteld door RIVM. Inmiddels is in een militair geneeskundig tijdschrift een uitgebreid artikel gewijd aan de ziekte van Lyme, waarin het ook protocol is opgenomen. Daarbij wordt ingegaan op de maatregelen o.a. betreffende de preventie en behandeling. Brede publicatie daarvan heeft plaatsgevonden. Niet slechts in de tijdschriften, maar ook in de nieuwsbrief.
Agendapunt 8: (Onderzoek OM (SOD/09.00339/AP/09.00547).
Conform mededeling onder agendapunt 1 wordt dit onderwerp doorgeschoven naar
het volgende AP-overleg. Agendapunt 9: Beschermingsniveau helmen na aanbrengen modificaties (AP/09.00132, AP/09.00225 enAP/09.00511).
Gelet op het feit dat er nog weinig tijd beschikbaar is, stelt de voorzitter voor dit
agendapunt door te schuiven naar het volgende AP-overleg, tenzij de brief van Defensie geen verdere vragen oplevert.
De heer Van der Hulst merkt op dat in de CCOOP-brief d.d. 23 juli 2009
(AP/09.00511) abusievelijk is gesteld dat van Defensie geen reactie werd ontvangen. Van Defensie werd echter wel een reactie ontvangen. Verwezen wordt naar de Defensiebrief d.d. 27 maart 2009 (AP/09.00225). Het punt is dat deze reactie door de CCOOP als onvoldoende wordt aangemerkt. Het verzoek is dan ook dit punt voor het volgende AP-overleg te agenderen.
De voorzitter vraagt in welke zin de reactie van Defensie dan onvoldoende is. Naar
haar oordeel raakt de reactie van Defensie wel de kern van het betoog. Er is sprake van gaten die zich reeds in de helm bevinden en waarop aanvullende zaken gemonteerd kunnen worden. Het beschermingsniveau komt daardoor geheel niet in het geding.
De heer Van der Hulst merkt op dat zijn leden daarover een andere mening hebben.
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid Overleg d.d. 25 augustus 2009
Overeengekomen wordt dit agendapunt in het volgende AP-overleg te behandelen. Ter voorbereiding zal Defensie ter zake nogmaals e.e.a. nagaan. Dit mede teneinde te kunnen vaststellen of het hier nu om een incidenteel geval gaat. Mogelijkerwijs zal de CCOOP daarbij nader worden geraadpleegd. Agendapunt 10: brief CCOOP/CNV inzake Stiltecentrum Marinebedrijf (AP/09.00447).
De voorzitter merkt op dat Defensie bereid is mee te werken aan het realiseren van
een stiltecentrum bij het Marinebedrijf te Den Helder. Inmiddels zijn daartoe acties ondernomen. Naast het feit dat aldaar reeds sprake is van een stiltecentrum wordt in overleg met het personeel gesproken over een tweede stiltecentrum.
De heer Lohman geeft aan het op prijs te stellen op de hoogte te worden gesteld
welke acties ondernomen zullen worden. Dit teneinde zijn achterban te kunnen informeren.
De voorzitter antwoordt de bedoelde informatie per brief te zullen aanleveren.
De heer Van der Hulst geeft aan graag te willen stilstaan bij de vraag of de
handelwijze nu is dat per aanvraag m.b.t. een stiltecentrum ad hoc een reactie wordt afgegeven. Het betreft hier immers de aanvraag voor één diensteenheid, terwijl soortgelijke aanvragen voor andere diensteenheden te verwachten zijn. Daarnaast vraagt hij zich af of een dergelijk onderwerp wel in dit overlegverband aan de orde moet worden gesteld. Hij heeft sterk het gevoel dat dit een zaak van de MC betreft.
De voorzitter antwoordt op beide vragen in het volgende AP-overleg terug te komen.
Agendapunt 11: Vrijstelling voor inzet van militairen met jonge kinderen (AP/09.00556)
Conform mededeling onder agendapunt 1 wordt dit onderwerp doorgeschoven naar
Agendapunt 15: Rondvraag en sluiting.
De heer Neuteboom refereert aan een beknopte weergave van het rapport van UB4M
inzake de effecten van uitzendingen op gezinnen. In het blad van de ACOM is daaraan aandacht besteed. Zijn vraag is of hij een afschrift van het (gehele) rapport kan ontvangen. Van de zijde van de centrales wordt geantwoord dat daarvoor eerst de betreffende onderzoeker moet worden geraadpleegd. Problemen worden echter niet verwacht.
Niets meer aan de orde sluit de voorzitter de vergadering.
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid Overleg d.d. 25 augustus 2009
Actiepuntenlijst behorende bij de vergadering van de werkgroep AP d.d. 25 augusrtus 2009 Nr Onderwerp (en evt. Korte omschrijving van te nemen Voortgang van zaken (Verslag AP-overleg 02-12-08) POP-formulieren, AMO.
en afschaffing BC-structuur. Besluitvorming vindt plaats in werkgroep AP.
worden ontwikkeld over de betekenis overleg van 29-09-09
geen plaatsing bij CDC militairen uit oktober dan wel
07. Onpersoonlijke handelwijze bij Bezien i.r.t. in hoeverre selfservice
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid Overleg d.d. 25 augustus 2009
Nr Onderwerp (en evt. Korte omschrijving van te nemen Voortgang van zaken
misstand bij rijk, politie en defensie (AP/09.00195). Verslag AP 09-06-09, Ag.pt 3
*Nieuwe rapportage inclusief nieuwe Presentatie
*Presentatie m.b.t. functiewaardering overleg van
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid Overleg d.d. 25 augustus 2009
Nr Onderwerp (en evt. Korte omschrijving van te nemen Voortgang van zaken
afspraken m.b.t. rangsniveau i.r.t. toepassen beleidsfactor *Aanbieden relevante informatie m.b.t. uit te brengen rapport
AMV’ers en i.r.t destijds opgesteld Stappenplan *In Nieuwsbrief melden dat werknemer op verzoek informatie kan laten vastleggen in medisch dossier (cf. voorval brandput Tallil) *Separaat terugkomen op invullen afspraak m.b.t. vervoer in relatie tot Golden Hour-norm
(AP/09.00132/225/511) Verslag AP 25-08-09, Ag.pt 9
INTRODUCTION TO MEDICINAL CHEMISTRY The subject of medicinal chemistry explains the design and production of compounds that can be used for the prevention, treatment or cure of human and animal diseases. Medicinal chemistry includes the study of already existing drugs, of their biological properties and their structure activity relationships. Medicinal chemistry was defined by IUPAC speci
V O L . 5 0 / N º 1 0 3 J U L I O / D I C I E M B R E 2 0 0 4 Intentos de suicidio en niños y adolescentes en la consulta de emergencia del Hospital Miguel Pérez Carreño Dr. Jesús CrespoPsiquiatra Infantil Datos más recientes, según el National Center for Health Stadistic,del año 2002 (citado por 1), la tasa de suicidio juvenil en losINTRODUCCIÓN: Siendo que los factores de riesgo